Sunday, January 30, 2005

Aandelen vocabularium

Hier belichten we enkele basistermen die elke aandelen belegger zou moeten kennen om een correcte waardering op een aandeel te kunnen plakken.

ps: meer beleggerswoordenschat kan je vinden op http://www.beleggen-in-aandelen.com/beleggers-woordenschat.html

a. Het dividend
De waardering van een aandeel wordt allereerst bepaald door de vraag of het bedrijf al dan niet een jaarlijks dividend uitkeert. Sommige bedrijven zijn gekenmerkt door een stabiele groei in de dividenduitkering. Ze worden dan ook als relatief veilige beleggingen bestempeld. In sectoren met een cyclisch karakter - o.a. chemie, papier en staal - wisselen goede en slechte jaren elkaar af. In perioden van verlies wordt de dividenduitkering dikwijls geschrapt.
Het deel van de winst dat een bestemming vindt in de dividenduitkering wordt ook pay-out ratio genoemd. Rendementsaandelen hebben een relatief hoge pay-out ratio: een aanzienlijk part van de winst wordt uitgekeerd in de vorm van een dividend. Snel groeiende bedrijven betalen meestal een karig dividend: een relatief groot deel van de winst wordt aangewend om de groei van het bedrijf te financieren. De pay-out ratio is dan ook aan de lage kant.

b. Het rendement
Het rendement is de verhouding tussen het dividend en de koers van het aandeel. Daalt de koers, dan stijgt het rendement, en vice versa. Bij de bepaling van het rendement van een aandeel is het vroegere verloop van de dividenduitkering cruciaal. Een aandeel dat in de loop der jaren een interessant rendement opleverde, zal waarschijnlijk ook in de toekomst gul betalen.
Normaal is het rendement op aandelen lager dan op vastrentende waarden. Eén en ander wordt echter gecompenseerd door de kansen op een meerwaarde, in de vorm van een koersstijging. Een aandeel met een rendement van minder dan 2 %, kan interessant zijn op basis van de groeiperspectieven.

c. De Koers/Winstverhouding
De K/W (P/E of price/earnings) is de verhouding tussen de koers van het aandeel en de nettowinst. Een voorbeeld. Bedrijf X noteert aan een koers van 1.000 frank en realiseerde vorig jaar een winst per aandeel van 100 frank. De K/W bedraagt dan 10. Indien dit jaar een winst per aandeel van 125 frank haalbaar wordt geacht, bedraagt de verwachte K/W 8.
In de berekening van de K/W baseert men zich meestal op de courante winst: de winst die het bedrijf maakt, zonder eenmalige kosten of baten in rekening te brengen. De winst uit de verkoop van bepaalde afdelingen komt dus niet in aanmerking.
Doorgaans geldt: hoe lager de K/W, hoe interessanter het aandeel. Toch mag men de koers/winstverhouding niet tot absolute maatstaf promoveren. Het is steeds aangewezen de K/W van een bepaalde onderneming te vergelijken met enerzijds de ratio van andere bedrijven uit dezelfde sector, en anderzijds de totale K/W van de beurs in het thuisland van het bedrijf. In globo is de aankoop van een aandeel pas interessant als het bedrijf ten aanzien van de sector en de beurs gunstige resultaten en redelijke groeiperspectieven "in de benen" heeft.

d. De return
De berekening van de return is een alternatieve methode om een aandeel te evalueren.
Return = (koers van het aandeel op D1- koers van het aandeel op D0 + dividend en andere uitkeringen) / koers van het aandeel op D0
Waarbij :
D0 = koers op 1 januari van jaar XD1 = koers op 31 december van jaar X
Voorbeeld:Koers op 1 januari 1996 = 1.000Koers op 31 december 1996 = 1.100Uitgekeerd dividend : 50
Return = ((1.100 - 1.000) + 50)/1.000 = 0,15 of 15 %
Er is een positieve return, indien de koers einde jaar hoger noteert dan bij het begin van dat jaar. Is dat niet het geval, dan is er sprake van een negatieve return.

e. De cash flow
De cash flow (letterlijk: kasstroom) is het geld dat het bedrijf binnen een bepaalde periode heeft ontvangen min het geld dat tijdens dezelfde periode werd uitgegeven. Bij een negatieve cash flow is de term cash drain van toepassing: er is minder geld in kas, of het bedrijf maakte verlies. De berekeningsformule van de cash flow is als volgt:
Cash flow = winst na belastingen + afschrijvingen
De afschrijvingen zijn boekhoudkundig op een soepele manier te behandelen. Tijdens een goed jaar kan men de winst kunstmatig laag houden, in minder goede jaren kunstmatig hoog. Vandaar het belang de continuVteit van de afschrijvingen in de gaten te houden. Een ongewoon sterke stijging van de afschrijvingen is normaal ondenkbaar zonder grote investeringen. Indien uit de balans een verdubbeling van de afschrijvingen blijkt, werd er dus zwaar geVnvesteerd, zoniet werden de afschrijvingen opgetrokken om de winst te drukken. Uiteraard met de bedoeling minder belastingen te betalen.
Afschrijvingen en cash flow verdienen zijn belangrijke aspecten in de evaluatie van aandelen. De belegger moet in eerste instantie de uitzonderlijke kosten en opbrengsten in de gaten houden. Die kunnen immers latente kasstromen verbergen. De cash flow geeft een idee hoeveel kapitaal in een bedrijf onmiddellijk voorradig is. Meestal geldt: hoe hoger de cash flow, hoe gezonder de bedrijfseconomische toestand.

f. Boekwaarde en intrinsieke waarde
De boekwaarde van een aandeel is het eigen vermogen gedeeld door het aantal aandelen. Het eigen vermogen bestaat uit de volgende posten :
Passief : Eigen vermogen = -> Kapitaal + uitgifte + herwaarderingsmeerwaarden + reserves + overgedragen winst
Actief : Eigen vermogen = -> Activa - schulden

De intrinsieke waarde van een aandeel is de werkelijk geschatte waarde van het aandeel, in de veronderstelling dat de onderneming alle activa te gelde zou maken. De raming van de intrinsieke waarde is een moeilijke klus, vermits men niet op alle factoren evenveel greep heeft. De uitkomst is dan ook meestal benaderend en zelden 100 % correct.

In sommige gevallen is er een brede marge tussen de intrinsieke waarde en de boekwaarde. Je geeft best de voorkeur aan de boekwaarde.

g. Financiële ratio's

Ook de ratio's kunnen belangrijke aanwijzingen geven over de situatie van een bedrijf. Hoe u ze in de analyse kan aanwenden? Primo, door ze te vergelijken met de ratio's van hetzelfde bedrijf in een vorige periode. Secundo, door de vergelijking met ratio's van andere bedrijven in dezelfde sector.
1. Liquiditeit
De liquiditeit geeft aan of een bedrijf voldoende liquide is: of het de schulden op korte termijn kan afbetalen met de middelen waarover het op lange termijn beschikt. De ratio kent drie toepassingsvormen:

Netto-bedrijfskapitaal
Netto-bedrijfskapitaal. = vlottende activa - vreemd vermogen = permanent vermogen - vaste activaIs de uitkomst groter dan nul, dan kan de onderneming de uitgaven op korte termijn dekken met de middelen waarover ze op lange termijn kan beschikken. Is het bedrijfskapitaal negatief, dan verkeert de onderneming in gevaar. De schuldeisers op korte termijn kunnen hun schuld opeisen, maar de onderneming zal niet genoeg geld hebben om ze terug te betalen.

Current Ratio (Liquiditeit in ruime zin)
Current ratio = vlottende activa (activa die snel te gelde te maken zijn) / vreemd vermogen op korte termijn (minder dan 1 jaar)Deze ratio moet, in normale omstandigheden, groter zijn dan 1. Als de vlottende activa nipt volstaan om de schulden op korte termijn te dekken - het netto-bedrijfskapitaal is 0 - is de "current ratio" gelijk aan 1. Hoe hoger de current ratio, hoe sterker de onderneming. Een onderneming met een hoge current ratio, is in staat onder alle omstandigheden de verplichtingen op korte termijn na te komen.

Quick ratio of acid test (Liquiditeit in enge zin)
Quick ratio = vlottende activa - voorraden / vreemd vermogen op korte termijnEen "quick ratio" van meer dan 1 is uiteraard positief: het bedrijf is in dat geval voldoende liquide.

2. Solvabiliteit
De solvabiliteit drukt uit of een onderneming in de toekomst in staat mag worden geacht haar langerlopende schulden af te lossen en haar renteverplichtingen na te komen. Bij de interpretatie van deze ratio moet men rekening houden met de sector waarin het bedrijf actief is.Solvabiliteit = (eigen vermogen / vreemd vermogen) x 100De uitkomst (in %) geeft aan in hoeverre de onderneming haar schulden kan afbetalen met eigen middelen. In regel geldt: hoe hoger de schulden, hoe groter het risico voor de schuldeisers.

3. Rendabiliteit
De rendabiliteit is de verhouding tussen de opbrengst en de middelen die nodig waren om die opbrengst te realiseren. Bij een opbrengst van 10 frank, na een investering van 100 frank, bedraagt de rendabiliteit van de onderneming 10 %.Rendabiliteit op het totale vermogen = (winst voor belastingen + financiële kosten) / totale vermogenRendabiliteit op het eigen vermogen = winst na belastingen / eigen vermogen

4. Bond yield/dividend yield of rendementsratio
Aandelen, obligaties of cash? De belegger vindt het antwoord in de ratio "bond yield/dividend yield": het rendement op staatsleningen gedeeld door het rendement op aandelen. Normaal ligt de vergoeding voor obligaties hoger dan die voor aandelen. In dit laatste geval speelt ook het element koerswinst een rol. De afgelopen 15 jaar schommelde deze ratio in Brussel gemiddeld rond 2,3. Een lage ratio geeft aan dat aandelen de voorkeur genieten op obligaties. Meestal fluctueert de ratio tussen 1,8 en 2,8.

h. Het jaarverslag
Aandeelhouders vinden in het jaarverslag van een onderneming een schat aan informatie. De inhoud van de jaarrekening is bij wet geregeld. Ze omvat de balans, de resultatenrekening en de toelichting. Jaarverslagen van grote beursgenoteerde ondernemingen verstrekken vaak extra informatie, zoals het personeelsverslag, de prognoses van winst en omzet, het complete verslag van de groepsactiviteiten, etc. Voor de aandeelhouder is het jaarverslag op eenvoudige aanvraag verkrijgbaar op de zetel van de onderneming.
Gezien het belang van de jaarrekening, volgt een woordje uitleg over balans en resultatenrekening.

1. Balans
Een balans bevat twee delen: links het actief, rechts het passief. Het actief geeft aan waarvoor de middelen van de onderneming worden gebruikt. Het passief geeft de herkomst van die middelen aan. Het totaal van het actief en het passief van de balans moet identiek zijn. De balans is slechts een momentopname van de boekhoudkundige toestand van een bedrijf, en moet als dusdanig geVnterpreteerd worden.

Het actief
Het actief bestaat uit twee delen: de vaste en de vlottende activa. In de vaste activa zijn de middelen van de onderneming vastgelegd voor een min of meer lange periode ("vast"). De middelen besteed aan vlottende activa kunnen relatief snel geactiveerd worden.
1. Oprichtingskosten
Hieronder boekt de onderneming de kosten van de oprichting, kosten verbonden aan de emissie van leningen, kapitaalverhogingen, disagio's, herstructureringskosten, etc. Deze kosten worden door de band zo snel mogelijk afgeschreven.
2. Immateriële vaste activa
Kosten van onderzoek, octrooien, licenties, know-how, good-will. Kortom, zaken die een onderneming bezit, hoewel ze niet tastbaar (materieel) aanwezig zijn.
3. Materieel vaste activa
Deze post heeft betrekking op de materiNle zaken in het bedrijf. Gebouwen, meubilair, wagenpark, etc.
4. Financiële vaste activa
De deelnemingen in en vorderingen op zuster- en dochterondernemingen, verwante ondernemingen of vreemde ondernemingen.
5. Vorderingen op meer dan 1 jaar
Vorderingen op klanten waarover het bedrijf ten vroegste volgend jaar kan beschikken.
6. Voorraden en bestellingen in uitvoering
Alle grondstoffen, half afgewerkte en afgewerkte producten die het bedrijf in voorraad heeft.
7. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar
Vorderingen op klanten korter dan 1 jaar Pn vorderingen op meer dan 1 jaar die in het komende jaar vervallen.
8. Geldbeleggingen
Deze rubriek behoeft geen uitleg. Ook een bedrijf kan immers als belegger optreden.
9. Liquide middelen
De som van de tegoeden in kas en op de bank.
10. Overlopende rekeningen
De reeds betaalde facturen die betrekking hebben op het volgende boekjaar en de nog niet ontvangen inkomsten van het huidige boekjaar.

Het passief
1. Kapitaal
Het kapitaal behelst de middelen die de eigenaars en/of de aandeelhouders in het bedrijf hebben ondergebracht. De werkelijk ingelegde gelden vormen het geplaatst kapitaal. Naast ingebrachte reserves omvat het kapitaal mogelijk ook geVncorporeerde reserves: reserves die het bedrijf heeft aangelegd en tot kapitaal werden omgevormd.
2. Uitgiftepremies
De uitgiftepremie is het verschil tussen de prijs van een nieuw aandeel en het bedrag waarmee het kapitaal wordt verhoogd. De bestaande aandeelhouders hebben recht op een deel van de niet-uitgekeerde winst. Hetzelfde geldt voor de nieuwe aandeelhouders, mits een tegenprestatie onder de vorm van uitgiftepremies.
3. Herwaarderingsmeerwaarden
De bedragen waarmee bepaalde activa werden opgewaardeerd.
4. Reserves
De reserves worden aangelegd met de winst die de onderneming heeft ingehouden. Alleen de beschikbare reserves zijn aan te boren.
5. Overgedragen winst
De winst die het bedrijf op het einde van het jaar niet uitkeert maar overdraagt naar het volgende boekjaar.
6. Kapitaalsubsidies
Indien een onderneming subsidies ontving, moeten de ontvangen bedragen onder deze post worden geboekt.
7. Voorzieningen voor risico's en kosten
Deze bedragen zet de ondernemer opzij voor haast zekere verliezen en kosten, waarvan het juiste bedrag en de datum van betaling nog niet gekend is.
8. Schulden op meer dan 1 jaar
Alle schulden die langer dan 1 jaar lopen.
9. Schulden op ten hoogste 1 jaar
Idem, maar dan kortlopende schulden.
10. Overlopende rekeningen
Deze rekeningen omvatten alle kosten die betrekking hebben op dit boekjaar maar slechts volgend boekjaar moeten betaald worden. Tevens voorziet deze post de reeds geVnde inkomsten die betrekking hebben op volgend jaar.

2. Resultatenrekening
De resultatenrekening maakt duidelijk wat de onderneming gedurende het boekjaar heeft omgezet, welke kosten ze heeft gemaakt, of winst dan wel verlies werd geboekt, de omvang van de afschrijvingen, etc. De resultatenrekening omvat de volgende posten:
Bedrijfsopbrengsten
Bedrijfskosten
Bedrijfswinst- of verlies: post 1 - post 2
Financiële opbrengsten
Financiële kosten
Netto courant resultaat
Uitzonderlijke opbrengsten
Uitzonderlijke kosten
Winst van het boekjaar voor belastingen
Belastingen op het resultaat
Winst (verlies) op het boekjaar
Overboeking naar de belastingvrije reserves
Te bestemmen winst (te verwerken verlies) van het boekjaar

No comments: